Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0424

Datum uitspraak1999-12-23
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersKGZA 99/301
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verplichting van een woningbouwstichting om aan een, tot de schuldsaneringsregeling toegelaten, dakloos gezin een woning toe te wijzen.


Uitspraak

Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Roermond, rechtsprekende in kort geding, in de zaak van: X. wonende te P. eiseres in kort geding bij exploot van dagvaarding d.d. 20 december 1999, procureur: mr Y. tegen Z. kantoorhoudende te Q. gedaagde in kort geding bij voormeld exploot van dagvaarding, procureur: mr A. 1. Het verloop van de procedure Dit blijkt uit de navolgende processtukken: • de inleidende dagvaarding; • de pleitnota van mr Y. en de door eiseres in het geding gebrachte producties • de pleitnota van mr A. en de door gedaagde - verder te noemen de Stichting - in het geding gebrachte producties. De inhoud van al deze processtukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Eiseres heeft de toevoegingsbescheiden overgelegd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 1999. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of ongenoegzaam gemotiveerd weersproken, ofwel blijkend uit overgelegde en in zoverre niet betwiste producties, staat het volgende tussen partijen in rechte vast, voorzoveel in dit kort geding terzake doende: • eiseres heeft vanaf januari 1995 van de Stichting een woning gehuurd aan de ... te .... ; • de huurovereenkomst is wegens achterstand in de betaling van huurpenningen door de kantonrechter in december 1998 ontbonden, waarna eiseres en haar gezin (man en zoon) na een uitzettingsprocedure uit de woning zijn verwijderd; • eiseres en haar gezin hebben vervolgens op enkele adressen (laatstelijk bij een familielid) gewoond; • op19 mei 1999 heeft deze rechtbank ten aanzien van eiseres en haar man de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken met als bewindvoerster mevrouw.... • op 8 november 1999 is eiseres met haar gezin uit de woning van het familielid gezet, waarna zij in hun auto overnachten. 3. De stellingen en de vorderingen van eiseres Deze heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de aangehechte dagvaarding. Ter terechtzitting heeft de raadsman van eiseres op de dagvaarding een nadere toelichting gegeven, van welk betoog pleitnotities zijn overgelegd. Kort samengevat luidt dat betoog als volgt. Eiseres en haar gezin behoeven dringend woonruimte, temeer gezien de medische, sociale en gedragsproblematiek van hun zoon. Ondanks diverse verzoeken aan de Stichting, laatstelijk door de bewindvoerster, is deze niet bereid gebleken een woning aan eiseres toe te wijzen. Voor de overige stellingen en de onderbouwing wordt verwezen naar de stukken. Voor zoveel nodig zal hierna op die stellingen nader worden ingegaan. 4. Het verweer van de Stichting De raadsvrouw van de Stichting heeft het gevorderde afgeweerd met het betoog, neergelegd in de overgelegde pleitnotities. Kort samengevat luidt dat betoog als volgt. Er is geen sprake van spoedeisend belang: de ontruiming heeft reeds plaatsgevonden op 3 december 1998, terwijl kennelijk reeds op 23 augustus 1999 een toevoeging aan eiseres is verstrekt met als tegenpartij de Stichting. De huurrelatie die de Stichting met eiseres heeft gehad is nagenoeg van meet af aan problematisch verlopen: niet alleen was er sprake van betalingsachterstanden, in 1998 is zelfs nagenoeg het hele jaar geen huur betaald. Tenslotte kan niet worden ingezien waarom de Stichting gehouden zou zijn aan eiseres een woning toe te wijzen. Uitgangspunt is de contractsvrijheid: de Stichting is immers geen monopolist. Bovendien heeft de Stichting in haar belangenafweging zorgvuldig gehandeld. Voor de overige stellingen en de onderbouwing daarvan wordt ook hier verwezen naar de stukken. Er zal, voor zover nodig, hierna op worden ingegaan. 5. Het voorlopige oordeel van de president van de rechtbank De president is van oordeel dat in deze sprake is van een spoedeisend belang, nu onweersproken vaststaat dat eiseres en haar gezin, die aanvankelijk na de ontruiming op 3 december 1998 nog onderdak hebben gevonden bij familieleden, sedert 8 november 1999 dakloos is en in hun auto overnachten Kern van het geschil is de vraag of de Stichting gehouden is aan eiseres en haar gezin een woning aan te bieden. Naar het oordeel van de president dient deze vraag gezien de omstandigheden van het geval, bevestigend beantwoord te worden. De president overweegt daartoe vooreerst dat het Nederlandse rechtsstelsel uitgaat van de contractsvrijheid, zoals door de Stichting is gesteld, doch deze vrijheid geldt naar het oordeel van de president niet onverkort voor elke contractspartij. Zo kent de vrijheid van een partij als de Stichting beperkingen, die hun oorsprong vinden in het feit dat een woningstichting een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft, en waardoor de weigering om aan een woningzoekende een woning te verschaffen vanwege de extra zorgvuldigheid die zij jegens woningzoekenden heeft te betrachten, onrechtmatig kan zijn. Vooral de vraag of er een redelijke betalingsregeling is getroffen is daarbij van belang. Vast staat dat op 19 mei 1999 door deze rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsanering ten aanzien van eiseres werd uitgesproken. Verder staat vast dat inmiddels zowel eiseres als haar echtgenoot werk hebben en uit die werkzaamheden loon ontvangen. Tenslotte staat vast dat de vordering van de Stichting inmiddels bij de bewindvoerster is ingediend. Naar het oordeel van de president is gezien het vorenstaande dan ook sprake van een gewijzigde situatie ten opzichte van de periode tot en met eind 1999, toen eiseres en haar echtgenoot blijkens haar onweersproken stelling geen loon of uitkering ontvingen en leefden van geleend geld van buren en familieleden. Dat eiseres een eerder gemaakte afbetalingsregeling heeft geschonden, vormt naar het oordeel van de president geen reden om thans geen vertrouwen meer te stallen in de betalingsmogelijkheid, nu ten aanzien van eiseres de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, een bewindvoerster is benoemd en reeds sprake is van een betalingsmogelijkheid voor haar van f. 700,- per maand. Aan het feit dat eiseres niet als woningzoekende bij de Stichting staat ingeschreven dient naar het oordeel van de president voorbij gegaan te worden: nu door de Stichting bij herhaling aan eiseres te kennen is gegeven dat zij niet voor een woning in aanmerking komt, mag het geen verbazing wekken dat eiseres niet - desondanks - een inschrijfformulier heeft gevraagd en ingevuld. De stelling van de Stichting tenslotte dat er meerdere sociale verhuurders in ... zijn en dat eiseres elders ook een woning kan huren kan haar naar het oordeel van de president niet baten, nu door eiseres onweersproken is gesteld dat: zij, vanwege het bijzondere onderwijs dat haar zoontje volgt, terug wil naar haar oude woonomgeving. Gesteld noch gebleken is dat aldaar ook andere sociale verhuurders gezinswoningen te huur aanbieden. Het vorenstaande brengt met zich mee dat de vordering van eiseres in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De gehoudenheid van de Stichting om een woning te verschaffen aan eiseres en haar gezin kan naar het oordeel van de president echter slechts voortduren zolang eiseres haar verplichtingen in het kader van de schuldsanering nakomt. Zelfs van de Stichting als woningcoöperatie kan immers naar het oordeel van de president niet verlangd worden dat zij een huurovereenkomst onverkort dient te laten voortduren wanneer zelfs de in het kader van een bijzondere regeling als die van de schuldsanering aangegane verplichtingen niet- (kunnen) worden nagekomen. Gezien al het vorenstaande is de president van oordeel dat de vordering van eiseres voor toewijzing gereed ligt, echter met dien verstande dat de Stichting gerechtigd zal zijn tot ontruiming van het aan eiseres ter beschikking te stellen pand over te gaan indien aan de schuldsanering een voortijdig einde komt door intrekking van de schuldsanering van eiseres of haar echtgenoot onder gelijktijdige faillietverklaring. De Stichting dient als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Beslissing De president van de rechtbank: l. Veroordeelt de Stichting om binnen twee dagen na de berekening van dit vonnis een woning aan eiseres toe te wijzen, zulks op verbeurte van een dwangsom van f. 1.000,- voor iedere dag dat de Stichting na twee dagen na voormelde berekening in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een en ander onder de voorwaarde dat de Stichting gerechtigd is tot ontruiming van het door haar aan eiseres ter beschikking te stellen pand indien aan de schuldsanering een voortijdig einde komt door intrekking van de schuldsanering van eiseres of haar echtgenoot onder gelijktijdige faillietverklaring. 2. Beveelt de ontruiming van de aan eiseres toe te wijzen woning met ingang van de dag van uitspraak van het vonnis, waarbij de schuldsaneringsregeling is ingetrokken en eiseres of haar echtgenoot in staat van faillissement is verklaard. 3. Veroordeelt de Stichting in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak worden begroot op f. 2.022,50 (TWEEDUIZEND TWEEËNTWINTIG GULDEN EN VIJFTIG CENT) , te weten f. 400,= aan griffierechten, f. 72,50 aan explootkosten en f. 1.550,- aan salaris ten behoeve van de procureur. Veroordeelt de Stichting van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan eiseres: -wegens niet in debet gesteld griffierecht f. 100,- veroordeelt de stichting van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan de griffier der gerechten in het arrondissement Roermond (bankrekeningnummer ... ten name van DS 544 arrondissement Roermond) : - wegens in debet gesteld griffierecht f. 300,00 - wegens salaris voor de raadsman van eiseres f. 1.550,00 - wegens exploitkosten van deurwaarder ... f. 72,50 f. 1.922,50 4. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr A.F.M. Schrickx als president en door deze ter openbare civiele terechtzitting van 23 december 1999 uitgesproken in tegenwoordigheid van M.H.P. van Asten-Berden als griffier.